In het zuidwesten van Azië ligt Azerbeidzjan, begrensd door Rusland, Iran, Armenië, Georgië, Turkije en de Kaspische Zee. Met name deze laatste is van groot economisch belang voor het land: de enorme olie- en gasvoorraden hebben het land flinke welvaart gebracht. Welvaart, die vooral zichtbaar is in de hoofdstad Bakoe, waar het ene na het andere hypermoderne bouwwerk verrijst. Een groot deel van het land wordt gekenmerkt door de toppen van de Grote en Kleine Kaukasus tot ruim 4000 meter hoogte, terwijl het kustgebied onder zeeniveau ligt.
De geschiedenis van het land voert terug tot de Steentijd en van die oude culturen zijn nog sporen te vinden. Net als Armenië en Georgië werd het land al in de 4e eeuw een christelijke natie, maar toen de Arabieren vanaf de 9e eeuw steeds verder het land introkken, bekeerde het merendeel van de bevolking zich tot de islam. Dat is zo gebleven en tegenwoordig is zo’n 95% van de bevolking moslim.
Het huidige Azerbeidzjan werd in 19e eeuw deel van het tsaristische Rusland en na een korte periode van onafhankelijkheid werd het onderdeel van de Sovjet-Unie. Na het uiteenvallen van dit rijk werd het land in 1991 zelfstandig.
Het huidige Azerbeidzjan kent grote verschillen in rijkdom: Bakoe is een moderne, kosmopolitische stad, maar op het platteland is de armoede nog groot. De tijd lijkt er in veel opzichten stil te hebben gestaan.