Georgië ligt in de Kaukasus en is sinds 1991 (weer) een zelfstandig land. Voor die tijd maakte het deel uit van de Sovjet-Unie. Het kent een lange en roerige geschiedenis met periodes van zelfstandigheid, grote bloei, (burger)oorlogen en bezetting. Vanaf 1800 tot 1918 was het bezet door de Russen. Na een korte periode van onafhankelijkheid net na de Eerste Wereldoorlog, volgde vanaf 1921 de Sovjet tijd. De beruchte Sovjet leider Stalin is afkomstig uit Georgië en tot vandaag aan toe, wordt hij in Georgië zowel verguisd als bewonderd. De verhoudingen tussen Georgië en Rusland zijn al jaren gespannen, reden voor Georgië om zich politiek op Europa te richten. Zo is het land lid van de Raad van Europa en de OVSE en kandidaat-lid van de NAVO.
Het land grenst aan Rusland, Azerbeidzjan, Armenië, Turkije en de Zwarte Zee. Het landschap is enorm gevarieerd: subtropisch aan de kust en een binnenland met heuvels, hoge bergen, hoogvlaktes en heel veel bos.
Georgië is ruim de helft groter dan Nederland en er wonen zo’n 4 miljoen mensen, waarvan ruim 1,5 miljoen in de hoofdstad Tbilisi. Ondanks het bewogen verleden is het land erin geslaagd z’n eigen karakter te behouden. Een belangrijke rol is hierbij weggelegd voor Georgisch-Orthodoxe kerk. Georgië is al sinds de eerste helft van de 4e eeuw een christelijke natie en ook in tijden van onderdrukking kon de kerk een samenbindende rol blijven spelen. Dit is vandaag nog steeds zo: zo’n 85% van de bevolking maakt deel uit van de Georgisch-Orthodoxe kerk. Daarnaast kent het land 10% moslims, vooral mensen uit Azerbeidzjan. Er is ook een joodse gemeenschap, die in Tbilisi over een eigen synagoge beschikt.